Netherlands

Uwe Legahn: Aquapedagogiek

Het begrip Aquapedagogiek staat voor moderne, kindvriendelijke en gerechtvaardige zwemles. De uit Hamburg komende sportpedagoog Uwe Legahn verwoorde dit in het jaar 2000 in zijn boek ‘Im Wasser zu Hause’ (Thuis in het water), om het pedagogische zwaartepunt van zijn innovatieve leerconcept te benadrukken.

In tegenstelling tot het gebruikelijke Duitse zwem onderwijs, die normaal gesproken eerst met lagere school leeftijd begint met de coördinatrice zwaarste zwemmethode nl. schoolslag, richt Aquapedagogiek zich op peuter en kleuter debutanten en oriënteert zich op individuele ontwikkelingen. In deze vroege leerfase wordt de correcte uitvoering van sportgerichte bewegingen met opzet negeert en de nadrukkelijke focus is op belangrijke veiligheid aspecten en sportpedagogische grondbeginselen.

In tegenstelling tot het conservatieve zwemonderricht, is Aquapedagogiek een volledig leer- en kuursysteem – van het vroege baby zwemmen tot het beginnen van sportzwemmen – waar het veilige en ontwikkelingsgerechte zwemmen op kleuter leeftijd een belangrijke etappedoel is. Essentieel is de daarbij realistische intermediair met vitaal belangrijke veiligheid componenten, die Uwe Legahn – naar voorbeeld van de vergelijkbare betekenissen in de moderne auto industrie – als ‘airbag’, ‘zekerheidsgordel’, ‘hoofdsteun’ en ‘kreukelzone’ karakteriseert.

Daardoor verkrijgen kinderen al ver voor hun eerste schoolbezoek een zo groot mogelijk waterzekerheid en verzamelen veelzijdige bewegingservaringen. De aanwinst is een meerjarige voorsprong in vergelijk met hun leeftijdsgenoten, gepaard met een vroegtijdige ontwikkeling van zelfvertrouwen en sociale competentie.

Dagelijkse ongelukken, waarbij normale zwemmers uit iedere leeftijdsgroep in de regel falen en die tot stijgende ongevalstatistieken bijdraagt, worden door kinderen meestal niet eens als gevaarlijk waargenomen. De Aquapedagogiek stelt met het oog op ongevalpreventie een doorslaggevende progressie daar. Als exclusief en beproefd educatieve training concept met de bedoeling het bevorderen van totale zekerheid en gezondheid, draagt het bij aan het verringen van verdrinkings ongevallen en bijna catastrofen en de daarbij samenhangende langdurige traumatische gevolgen.

Veiligheidscomponenten’

De zogenaamde ‘airbag’ in de aquapedagogiek ontwikkeld de ‘schrik-reflex-omkeer’ die in geval van nood betrouwbaar en levensreddend is en de meest voorkomende zwem- en zwembadongevallen kan verhinderen.

Korte  onbeweeglijkheid uit angst, het onvermogen tot handelen en stokkende adem   – het zgn. lucht aanhouden – worden meestal genoemd als lichamelijke reacties in verloop van een ‘schrikseconde’. Hierbij wordt het reflexmatige inademen voor de ademblokkade die als ‘inleidingfase’ noodzakelijk is – aan land volledig onbeduidend, echter in het water doorslaggevend – over het hoofd gezien.

Ondervinden ongeoefende en onzekere zwemmers een plotselinge (schrikachtig) onderduiken, dan zuigen zij tijdens de eerste fractie van seconden het water pijnlijk in de luchtwegen. Dit resulteert in acute paniek die tot ongevallen kan leiden. Daarom heeft het ‘omkeren van de schrikreflexen’ in de aquapedagogiek hoogste prioriteit.

Deze is betrouwbaar, wanneer kinderen in een korte tijdsbestek  zoveel mogelijke bewuste en zelf controleerde kleine duikverzoeken met actieve, krachtige uitademen op het moment van duiken uitvoeren. Hierbij is het uitademen (‘Pusten’) uit zicht van de kinderen alleen maar een vanzelfsprekende onderdeel van iedere sprong. Bovendien ‘verstoppen’ de kinderen hun hoofd nog een keer onder water in het midden van het zwembad en voor het uit het water klimmen, waarbij altijd tijdig en krachtig genoeg uitgeblazen wordt!

Passend is ook de trainingsorganisatie die gericht is op de aanbevelingen van de aquapedagogiek. – bijvoorbeeld de 7-weekse beginnerscursus  met 3x per week zwemles – in deze relatieve korte tijd vinden 1.500 duikverzoeken plaats en bevorderen de betrouwbare ‘omkeer van de schrikreflexen’.

Conclusie: met de ‘schrik-reflex-omkeer’ verwerven beginners een aard tweede ademhaling reflex die als levensverzekering quasi evenzo beduidend is als de aangeboren ademhaling reflex bij vroegtijdige baby zwemmen. De kinderen verwerven zo goed als honderd procent waterzekerheid en overwinnen zelfstandig kritische situaties.

De bekwaamheid van het passieve zwemmen rankt bij de veiligheidscomponenten op de tweede plaats en is de zogenaamde  ‘veiligheidsgordel’ in het water.

Alle activiteiten aan land bieden diverse mogelijkheden de versnelling in te zetten, weer tot rust te komen en zolang passief te zijn, tot en met men met nieuwe elan voorrijden kan.  Echter juist  daar, waar het snel ernstig dramatisch worden kan – in het water – wordt  de beginner tot nu toe geen vergelijkbare levensreddende mogelijkheid om kracht te verwerven mee gegeven. Een verzuim die helaas al te vaak tragische consequenties heeft.

Kinderen zouden in staat moeten zijn zich ‘in het water uit te rusten’, om gevaarlijke situaties succesvol te beheersen! Bereids in de eerste uren wordt alle beginners het juiste gedrag direct na kleine dagelijkse tegenspoed duidelijk gemaakt, wat ze in staat stelt zich weer in het water gerust te voelen respectievelijk te herstellen en gelijktijdig met geringe krachtverspilling het voorwaarts drijven genereren. De kinderen leren, wanneer nodig alleen passief, echter desalniettemin zeker te zwemmen. Hiervoor is als eerste alleen de ligging op de rug geschikt.

Gelijktijdig geldt de ligging op de rug als ‘hoofdsteun’ bij het zwemmen.

Op grond van hun over het algemeen nog zeer ongunstige relatie van hoofd en lichaam, wordt de drie- tot vijfjarigen kindgerechte oefeningen en opdrachten meegegeven.

Wie met kinderen omgaat, weet, dat bij baby’s het hoofd een vierde van de gezamenlijke lichaamsgrootte uitmaakt, terwijl bij volwassenen dat nog maar een achtste is. De ter sprake liggende leeftijdsgroep ligt uiteraard duidelijk dichter bij baby’s als bij volwassenen. Dit betekend dat kinderen in deze ontwikkelingsfase in vergelijk met hun lichaam nog altijd een zeer groot en zwaar hoofd hebben. Deze kunnen ze in het normale dagelijkse leven goed en uithoudend met hun nek balanceren. Ze kunnen echter zeer begrenst horizontaal op de buik liggend (zoals bijvoorbeeld bij schoolslag) hun hoofd boven lichaamsniveau (oftewel boven het water) heffen. Ook de relatieve korte hals en de voor zulke acties nog te zwakke nek- en schouderspieren als ook de ongunstige hef verhoudingen van de armen vergemakkelijken dit niet.

Het is daarom dat in deze leeftijdsgroep het zwemmen op de rug zowel voor afstand  en langdurig zwemmen,voor  het passieve zwemmen als voor time-outs het meest passende is.

De buikpositie blijft aanvankelijk meer of minder de start-, orientatie- en aankomstfasen voorbehouden. Daarbij komen als armbewegingen meestal al de zgn. schoolslag bewegingen, waarbij de beenbewegingen eerder een trappelen of lopen zijn,  en vaak reeds een ‘crawl’ beenslag  en vormen zo een licht leerbare, goed ontwikkelde, gerechtvaardigde en natuurlijke mengvorm.

Zwemmen met ‘Kreukelzone’.

Zowel met het oog op latere zomerse zwemplezier als ook wat betreft de sporteconomie in de praktijk, worden vanaf het begin realistische en georganiseerde vormen met zeer hoge oefeningintensiteit voor de ‘kreukelzone’  bij het zwemmen toegepast. Zelfstandigheid en verantwoordelijkheidsgevoel vormen zich alleen dan wanneer men die in de praktijk ontwikkelt. De kinderen leren daarom vroegtijdig belangrijke grondregelen.

• Ieder kind mag alleen in het water klimmen of springen

• Voor het springen moet men zich met die tenen aan de zwembadrand vasthouden en intensief nadenken over alles wat men gelijk in het water doen wilt. Daarna wordt precies nagekeken of er ook genoeg plaats is! Eerst dan wordt er gesprongen – natuurlijk ver weg van de harde rand in het zachte water.

• Niemand mag dichtbij andere kinderen in het water springen, omdat dat voor beide kinderen zeer pijnlijk zijn kan!

Op deze manier lukt het om het risico drastisch te verminderen en de kinderen toch nog zo vroeg en realistisch mogelijk aan de normale tumult in een strandbad voor te bereiden. Buitenstaanders komt dit op eerste blik als ongeordend of absoluut chaotisch voor en herinnerd aan rush-hour verkeer in Parijs. Desalniettemin loopt het ook hier onder toezicht van kindvriendelijke discipline zonder storingen zeer zeker af. Men moet zich alleen vertrouwen. De uitspraak: ‘Wie in Parijs auto rijden kan, kan het overal’, is absoluut gerechtigd. En wie het zwemmen in overeenstemming met het concept van aquapedagogiek leert, inclusief een robuuste kreukelzone, is snel en zeker overal in het water thuis!

De aquapedagogiek is gebaseerd op Uwe Legahn’s jarenlange ervaringen als leraar in het staatsonderwijs, trainer in de zwemsport and waterpolo, strandmeester op Sylt, directeur van een zwemschool in Hamburg, seminaarleider en adviseur voor thema’s over zwemmen voor beginners. Als bewijs van de verworven capaciteiten als ook de aansporingen en beloning voor de kinderen ontwikkelde Legahn de  drievoudige Veiligheids-Check van de Aquapedagogiek, die op de leerinhoud van het concept is afgestemd.

Veiligheids-Check van de Aquapedagogiek, Safety-Check of Aquapädagogik –scap

Volgens Uwe Legahn

De drievoudige Veiligheids-Check van de Aquapedagogiek dient als bewijs van zekere waterveiligheid en veelzijdige zwemcapaciteit. Daartoe wordt in kindervriendelijke vorm het passende gedrag in kritische situaties zo realistisch mogelijk beoordeeld – beginnend met het gespeelde in het water vallen, gevolgd door het passieve en actieve zwemmen inclusief additionele duikoefeningen tot aan het uit het water klimmen aan het eind. Welbewust wordt in deze vroege leerfase nog geen waarde aan sportgerichte bewegingsaflopen gelegd!

 

  Springen Zwemmen Extra – duik bij het zwemmen  Meer Plicht – extras
A

*

Sprong met uitademen + induiken met gehele gezicht + onmiddellijke ‘spraak- en zichtcontrole’

*1

ca.30 Sec. passief zwemmen + 25m actief zwemmen zonder externe verhinderingen Onder een kleine hindernis (Bijv. een Poolnudel) door

duiken

Tot slot aan de rand of op een vaste zwemmat uit het water klimmen
B

*

*

Met lichte extra bekleding *2 achteruit als ‘boomstam’ in het water kantelen + onmiddellijke ‘spraak- en zichtcontrole’ ‘ongeorganiseerd’*3 in de Groep een minuut passief + 50 m actief zwemmen Diepduiken*4 met vier „Handstandstappen“ of met beide handen duikringen op de bodem verschuiven Tijdens het zwemmen over een hindernis *5 klimmen
C

*

*

*

Met kleding *6 Startsprong + 10m  afstandduiken, test aan het einde = zwemafscheid + kleding zwemmend uitdoen

 

‘ongeorganiseerd’ 200m in max. 15 minuten zwemmen met middens „5 maal wisselen tussen buik en rugligging Als voorheen, echter middens 5x in onregelmatige afstanden + elke Handstand direct gevolgd met een koprol voorwaarts of rugwaarts nog altijd bij de bodem Als voorheen, echter middens 5x +  staande ‘begroeting’ door ‘parodie’ alle testen *7

 

 

A     Zonder onderbreking van sprong zowel als passieve en actieve zwemmen als ook duik-extra en het uit het water klimmen.

B     Idem non-stop zonder pauze.

    Springen, zwemmen, duiken en begroeten non-stop, zwemmersafscheid en uitkleden niettemin met minimum pauze als tweede eenheid binnen het bestek van een trainingsuur

 

*1 Test van het functioneren van de ‘Schrikreflexomkeer : na het boven water komen = gelijk spreken en gelijktijdig de ogen openen zonder de handen in het gezicht te nemen (niet de ogen wissen!)

*2     Bijv. T-Shirt en korte broek.

*3    met het beheersen van mogelijke kettingbotsingen (testen van de kreukelzone)

*4    wanneer mogelijk minimum ca.1,3 m in kleuterschoolleeftijd respectievelijk de diepte die ca. de gezamenlijke lengte van de vingerspitsen tot aan de teenspitsen weergeeft. Bij niet diep genoeg water worden overeenkomende extraopgaven opgegeven , bijv, alvast met de volgende duikoefening beginnen

*5    grotere instabiele hindernis bijv. „Poolnudel-Bündel“

*6     Sweatshirt en Jeans

*7       Pretendeert het hooggrijpen naar hogere rand, oever of boot

Copyright Uwe Legahn, 2008 C

*1 Buchhinweise